Malle
Babbe |
Rob de Nijs
|
|
Rob
De Nijs werd geboren als zoon van een rijschoolhouder. Toen hij zes jaar was, ging hij vanwege zijn astmatische bronchitis naar de openluchtschool in het Oosterpark. Toen hij acht jaar was, kreeg hij zijn eerste accordeonles.
Via de directeur Bob Bouber, van de cabaretschool waar De Nijs op zat, leerde hij in mei 1960 de muzikanten Jan de Hont, Hans de Hont, Roel Vredeveld en Henny van Pinxteren kennen die met hun band The Apron Strings op zoek waren naar een zanger. De band werd omgedoopt tot Robby and The Apron Strings. Al snel speelde de groep in het voorprogramma van Peter Kraus in de Doelenzaal. Vervolgens kwam Bert de Nijs, de broer van Rob, als extra gitarist bij de band. Op 15 oktober 1960 behaalden ze de eerste plaats op een talentenjacht van Polydor. In 1962 ging de band uit elkaar. Rob en zijn broer Bert stapten uit de band en begonnen Rob de Nijs en de Lords.
Rob de Nijs en de Lords zingen Ritme van de regen in het AVRO-programma Rooster in 1963
De Nijs won in 1962 op 19-jarige leeftijd een talentenjacht met zijn band Rob de Nijs en de Lords. De eerste prijs was een platencontract. De eerste twee singles (De liefste die ik ken en Jenny) flopten, maar het nummer Ritme van de regen uit 1963 werd een grote hit waarvan in totaal bijna 100.000 exemplaren verkocht werden. In 1963 deed hij mee aan het songfestival in Knokke.
In juni 1963 werd zijn eerste Rob de Nijs en de Lords-fanclub opgericht. Tussen 1964 en 1965 was Rob de leading man in een serie televisieprogramma's voor de VARA: TV-magazine. Hierin werd hij behalve door de Lords, bijgestaan door Trea Dobbs, Ria Valk en Marijke Merckens. In november 1965 gingen De Nijs en de Lords uit elkaar. Hij ging werken bij Circus Boltini. De Nijs ging in 1968 werken in een tweetal clubs van zijn toenmalige schoonvader.
Eind 1969 kreeg hij een rol in Oebele als Bello Billy Biggelaar. Dat leverde hem in 1971 de rol van Bertram Bierenbroodspot op in de KRO televisieserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer?. Deze serie liep tot 1976.
Doorbraak
In 1970 deed hij mee aan een musical Salvation, en kwam hij in contact met Lennaert Nijgh. Nijgh besloot een aantal nummers voor De Nijs te schrijven, samen met Boudewijn de Groot, om zo zijn carrière weer op gang te brengen.
In mei 1973 kwam de eerste vrucht van deze samenwerking, Jan Klaassen de trompetter, in de hitparade, in september gevolgd door Dag zuster Ursula. Er volgden bescheidener successen met Mirella en Hé speelman. Hierna kwam zijn waarschijnlijk bekendste hit uit: Malle Babbe, een nummer dat De Groot ook zelf regelmatig zou gaan spelen tijdens concerten. Na de albums In de uren van de middag en Kijken hoe het morgen wordt, beide eveneens door De Groot geproduceerd, beëindigden de twee hun samenwerking. Nijgh bleef wel betrokken bij de carrière van De Nijs als tekstschrijver.
Rob de Nijs kreeg in december 2012 als eerste artiest een eigen portret in Carré. Het portret is geschilderd door Dora
Carpentier. |
|